* T. Horsten, De pater en de filosoof. De redding van het Husserl-archief

 

 

 

 

 

Antwerpen, Vrijdag, 2018

292 p., ISBN 9789460016516, € 22,50

 

 

inhoudachterflap

 

Dit boek gaat over de Belgische filosoof Herman Leo van Breda (1911-1974) en zijn inspanningen om het archief van de Duitse filosoof Edmund Husserl (1859-1938) van de ondergang te redden.

Husserl, een tot het protestantisme bekeerde jood, was kort voor de Tweede Wereldoorlog overleden en de vrees bestond dat de nazi’s in Duitsland Husserls filosofische nalatenschap als joods en on-Duits zou vernietigen.

Van Breda, een rooms-katholieke priester en lid van de kloosterorde der franciscanen, kreeg per ongeluk maar niet helemaal toevallig de reddersrol toebedeeld. Voor zijn studie wilde hij onuitgegeven werk van Husserl bestuderen en vertrok naar Freiburg, waar hij in 1938 in contact kwam met Malvina Husserl, de weduwe van de filosoof.

Daar ontpopte zich al gauw een plan om Husserls filosofisch erfgoed samen met de weduwe Husserl van Duitsland naar België over te brengen. Die opzet slaagde wonderwel. Malvina en de 40.000 bladzijden manuscript van haar echtgenoot overleefden de oorlog ongeschonden.

Gaandeweg ontwikkelde pater van Breda zich als redder, hoeder, fondswerver, netwerker en promotor van het Husserl-archief, waarvoor hij zijn hele leven in dienst stelde. Hij zorgde voor een onderkomen voor het archief, beheerde het, liet teksten uitgegeven, legde contacten over de hele wereld en bedelde de benodigde gelden bij elkaar.

Grappig daarbij was dat de niet onknappe pater van Breda, die toch gebonden was aan een leven van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid, min of meer zijn eigen weg ging. Hij liet zich vele (niet alle) geneugten des levens welgevallen. Bovendien richtte hij geen artificiële blokkades op tussen anders- en niet-gelovenden, maar sloeg bruggen waar nodig. Van Breda bleek geenszins de bekrompen of geborneerde pater die vooral zijn eigen rooms-katholieke gelijk wilde halen.

Ook het feit dat pater van Breda promoveerde op Husserl, en dat hij daartoe op een of andere manier de vrijheid had gegrepen, mag tamelijk ongewoon heten. In zijn tijd was de Middeleeuwse theoloog Thomas van Aquino nog de filosoof bij uitstek en stelde alle anderen in de schaduw. Kerkelijke autoriteiten wierpen meer dan wantrouwige blikken op voor hen vreemde eenden in de filosofische bijt.

 

De pater en de filosoof is een prima geschreven en toegankelijk boek dat niet verveelt en een boeiend inzicht geeft in het filosofische bedrijf voor, tijdens maar vooral na de Tweede Wereldoorlog. Talrijke bekende namen passeren er de revue. Ze stammen uit de filosofiegeschiedenis, de Leuvens universiteit en uit België en Nederland.

Grote, door Husserl beďnvloede filosofen hebben van Breda’s hand geschud: Jean-Paul Sartre, Maurice Merleau-Ponty en Martin Heidegger. Simone de Beauvoir echter weigerde de uitgestoken hand van de priester. Ook Emmanuel Levinas was van de partij, wiens hoofdwerk Totalité et Infini alleen door toedoen van pater van Breda in druk kwam.

Bij tijd en wijle is het boek amusant, bijvoorbeeld toen pater van Breda kort voor en tijdens de oorlog heel opportunistisch op zoek ging naar medewerkers die de manuscripten van Husserl konden lezen – en enigszins begrijpen. Geschreven in een verouderd Duits stenoschrift was er maar een handjevol mensen ter wereld voorhanden.

Het opportunisme dat daarbij kwam kijken, zonder overigens dat daarbij mensen louter een gebruiksvoorwerp werden, liet duidelijk iets zien van de mateloze gedrevenheid waarmee pater van Breda zijn doel nastreefde.

Ook de manier waarop hoofdrolspelers de oorlogstijd meemaakten of overleefden, werd goed uitgewerkt. Deze korte periode in de 20ste-eeuwse geschiedenis heeft mensen vereend en uit elkaar gedreven. Verwijten waren na de oorlog niet van de lucht, mede aangewakkerd door oorlogstrauma en vervolgingen tot de dood.

Toen een jonge, joodse medewerker van pater van Breda, Marcel Marinower, uit concentratiekamp Buchenwald terugkeerde, bleek dat van Breda, uit angst, zijn bij hem in bewaring gegeven familiefoto’s had verscheurd. Marinowers echtgenote Anna op haar beurt meende dat de pater zijn snor had gedrukt en meer had kunnen helpen. Het zou nooit meer goed komen tussen de Marinowers en van Breda.

 

Bij wijze van nawoord: Husserl, van Breda en de fenomenologie

Edmund Husserl was de grondlegger van de zogenaamde fenomenologie en het was zijn bedoeling om langs die weg de filosofie een wetenschappelijke fundament te geven. Dit is hem niet gelukt. Bovendien vond zijn interpretatie van de fenomenologie weinig navolging, ook niet bij zijn vaak zeer begaafde leerlingen.

Al in 1938 toen pater van Breda het Husserl-archief onder zijn hoede nam, waren Husserls gloriejaren voorbij. Toch heeft van Breda een eerste klas prestatie neergezet door een onvervangbaar stuk filosofiegeschiedenis voor de vernietiging te behoeden.

Husserl is geschiedenis geworden, maar zijn fenomenologische methode leeft voort, al is het op een andere aard en wijze dan de grondlegger het ooit had bedoeld.