* Denken
over religie |
|
||
|
|
|
|
|
V. Neckebrouck Denken over
religie. Antropologische theorie en godsdienst deel 1: Van
Xenophanes to Robertson Smith deel 2: Van Hugo
Winckler tot Clifford Geertz deel 3: Hedendaagse
perspectieven Leuven 2014 1665 p. ISBN 9789462700215 € 153,00 voor drie delen € 65,00 per deel |
deel 1: deel 2: deel 3: |
|
|
J. De Ceulaer (red.) Etienne
Vermeersch. De ketter en de kerkvorst. André Léonard Antwerpen 2014 224 p. ISBN
9789085422638 €19,99 |
|
|
Na de Charlie Hebdo-aanslag in Parijs ligt het helemaal
vooraan op ieders tong. Religie leidt tot oorlog, tot vernietiging van
cultuur en natuur, tot vooroordeel en obscurantisme. Religie geldt als een
kwaad dat vooruitgang in de weg staat. Het is – naar de mening van de Britse
etholoog en evolutiebioloog Richard Dawkins – een meme, een overgeërfd idee, dat vanwege zijn evidente
schadelijkheid moet worden uitgeroeid. Wetenschap en wetenschappelijkheid
zijn daarvoor de enige remedies. Eigenlijk weten we maar bar weinig over de onderlinge
relatie tussen religie en bovengenoemde kwaden. En afgaand op deze lijvige,
driedelige studie Denken over religie
liggen de zaken er – zoals altijd – ingewikkelder bij dan je op het eerste
gezicht zou denken. In elk geval wordt Dawkins meme-theorie hier – zover de recensent het kan beoordelen –
terecht als wetenschappelijk dubieuze larie afgesoupeerd. Het gebeurt op
kundige wijze in dit magnum opus
van de Leuvense emeritus-hoogleraar theologie en doctor in de antropologie
Valeer Neckebrouck. Inderdaad, wie zich gaat verdiepen in deze studie moet
bijna noodzakelijk op een meer genuanceerd standpunt uitkomen. Nu kan de kritische beschouwer er op wijzen dat de
auteur een rooms-katholieke priester is, die de zaken uiteraard rooskleuriger
wil voorstellen dan ze in werkelijkheid zijn. Zoiets postuleren is niet alleen
intellectueel gemakzuchtig maar ook feitelijk onjuist. Het is niet alsof de
lezer als ongelovige begint met lezen en als gelovige de laatste bladzijde
omslaat. Zoveel is zeker. Bovendien, zou deze studie werkelijk vooringenomen
zijn, dan kwam ze niet aan bod op deze website. Hiermee is al heel vaag iets aangeduid van de
aantrekkelijkheid van Denken over
religie. Beginnend bij de Grieken en Romeinen bespreekt de auteur die
antropologische theorieën over relgie, die er in zijn vakgebied toe doen en
die tot de noodzakelijke intellectuele bagage van de godsdienstantropoloog
behoren. Waarheidsgetrouw worden relevante denkers individueel, soms
groepsgewijs behandeld, waarna de auteur in een slotparagraaf enkele, soms
harde, noten kraakt. Daarbij doet het er niet toe of een theorie nu voor of
tegen het bestaan van iets metafysisch pleit. Voor wie zich trouwens niet in de
godsdienstantropologie wil bekwamen is het derde en laatste deel van Denken over religie het meest
interessant. Daar gaat Neckebrouck met het fileermes door een aantal
eigentijdse wetenschappelijke theorieën en actuele discussies. De tamelijk
erudiete priester beschrijft de sterke en zwakke kanten van die theorieën
alsook de uitdagingen die ze stellen voor iemand die bijvoorbeeld wel in een
God of iets van dien aard gelooft. Neckebrouck staat het langst stil bij de invloedrijke
Edward O. Wilson (sociobiologie) die religie een evolutionaire functie
toedicht. In meer dan 120 pagina’s wordt Wilson besproken. Voor Dawkins (memen) heeft de auteur nog slechts
tweeëndertig bladzijden nodig, terwijl de Nederlandse neurowetenschapper Dick
Swaab samen met twee anderen (moderne breintheorieën) er met slechts
zevenenveertig van af komt, niet erg goed overigens. De belangrijkste vaststelling is wel dat bovengenoemden
bij het trekken van hun conclusies over de aard van religie vaak meer filosoof
dan wetenschapper blijken. De Leuvense emeritus heeft met Denken over religie een even goed en helder als indrukwekkend en
gedegen overzichtsstudie geschreven. Daarbij moet hem uitdrukkelijk een
wetenschappelijk werk voor ogen hebben gestaan, wat wel blijkt uit het zeer
omvangrijke notenapparaat. Sommige voetnoten beslaan meerdere pagina’s. Het is echter een vergissing om daarin het bewijs te
willen zien van een ontoegankelijk boek, bestemd voor bewoners van ivoren
torens. Al met al blijkt deze 1665 pagina’s tellende studie redelijk tot goed
toegankelijk. De lezer moet er wel even voor gaan zitten. Denk over religie doen ook de Belgische filosoof en
ex-jezuïet en ex-gelovige Etienne Vermeersch en zijn gesprekspartner André Léonard,
aartsbisschop van Mechelen. In De
ketter en de kerkvorst laat Knack-journalist
Joël De Ceulaer beiden met elkaar discussiëren. Een aantal onderwerpen wordt
door Vermeersch en Léonard bij de hoorns genomen, zo het bestaan van God, het
lijden, homoseksualiteit, oorlog en vrede, islam, wetenschap en geluk. Beiden
geven hun ideeën en meningen ten beste en daarbij ontstaat een soms boeiend
gesprek, waarbij de grenzen van gelovig inzicht en van een meer
wetenschappelijke of in elk geval atheïstische benadering van deze
onderwerpen in zicht komen. Bij tijd en wijle klinkt ook
humor door. Vermeersch: “...Als
ik nu niet God, maar de president van de Verenigde Staten zou zijn...” Léonard: “U wordt
nederig en nederiger.” |
|||