* J-H. Bakker, Nabijheid. Filosofische essays over toenadering

 

 

 

 

 

Amsterdam, AtlasContact, 2020

253 p., ISBN 9789045040165, € 24,99

 

inhoudachterflap

 

In tijden van quarantaine en social distancing komen Jan-Hendrik Bakkers filosofische essays over nabijheid als geroepen. Geen beter moment dan nu om met aandacht en scherpte bij zo’n interessant thema stil te staan.

          De auteur heeft een vergrootglas gelegd op een fenomeen dat normaliter op de achtergrond van en in ieders leven een rol speelt, maar waarvan we ons weinig rekenschap geven. En ook filosofen staan er zelden bij stil. Over de Covid-19 pandemie zelf zal de lezer trouwens niets in het bijzonder terugvinden, want Bakker had al voor de Covid-19 crisis zijn essays voltooid. Toch is ‘nabijheid’ razend actueel.

          De manier waarop Bakker het thema nabijheid heeft uitgewerkt is open en genuanceerd. Hoewel het onderwerp zich er prima voor leent, zijn de essays niet moraliserend van aard. Hier dus geen verhaal over bijvoorbeeld eenzaamheid en wat we daaraan moeten doen... mensen opzoeken en nabij zijn. Uiteraard moeten we dat wél doen of zijn, maar de auteur heeft minder een praktisch-ethische dan een filosofische insteek gekozen voor zijn essaybundel. ...wat trouwens niet wil zeggen dat er geen ethiek in zit. Die is er wel degelijk.

          Bij Bakker functioneert nabijheid als een zoekwoord. De auteur gaat in zijn essays na, of en hoe nabijheid een beter licht werpt op onszelf, op intermenselijke verhoudingen en op onze relatie met de wereld om ons heen.

          Daarbij is trouwens ook het tegendeel van nabijheid inbegrepen: afstand. Nabijheid is immers een woord dat perspectivisch werkt. Kom je nader tot iets of iemand, dan neem je tegelijkertijd afstand van veel andere mensen en dingen. Die perspectiefwerking laat al enigszins zien dat nabijheid een tamelijk complex fenomeen is.

          Die complexiteit zit ook in de mens zelf. De mens is geen plant die aan de bodem zit vastgeklonken, maar een ondernemend en nieuwsgierig wezen. Hij of zij gaat ook op zoek naar wat vreemd is. Mensen zijn in staat van perspectief te wisselen. Zo’n perspectiefwisseling zit ook in onze omgang met nabijheid als emotie en als idee. We koesteren gevoelens voor wat ons nabij is, maar wanneer we over het hoe en waarom nadenken, vertellen we verhalen. Dit is iets anders dan pure emotie.

          Wanneer controversiële thema’s als migratie langskomen, blijkt Bakker prettig genuanceerd. Hij heeft wel degelijk een standpunt, maar ontsnapt aan simplismen als migratie is hoe dan ook goed of migratie is te allen tijden en bij uitstek in onze tijd fout.

          Hetzelfde geldt het essay ‘Wonen in de glokale ruimte’, waarin de auteur beschrijft hoe mensen de angst voor globalisering en kosmopolitisme met regionalistische of nationalistische naarbinnengekeerdheid willen onderdrukken. Wat nabij en dus fijn en goed en wat veraf en dus naar en slecht heet te zijn, blijkt veel complexer en minder eenzijdig dan aanvankelijk schijnt.

          Zo vraagt de auteur zich af of nabijheid en universaliteit wel samen kunnen gaan. Kan iemand je naaste zijn als je hem of haar amper kent of zelfs nooit ontmoet hebt?

          Het probleem hier, zo stelt Bakker vast, is dat het gevoel van nabijheid emotioneel geladen is; het is een emotie jegens mensen die er voor jou toe doen (empathie). Nabijheid jegens onbekenden echter is een kwestie van ethiek, rationeel, gevoelloos, want daar gaat het niet om empathie maar om rechtvaardigheid.

          Beide benaderingen zijn niet zonder gevaar, stelt de auteur. Fixatie op nabijheid kan een voedingsbodem vormen voor een exclusivistisch stamgevoel, het eigene, terwijl universaliteit in politieke correctheid kan verzanden. De auteur stelt hier een benadering voor die tussen beide door laveert.

          Met het begrip nabijheid wil de auteur deze en andere prangende thema’s ter sprake brengen. Het is voor hem een sleutelbegrip, waarmee we die thema’s kunnen begrijpen.

          Die nabijheid is uiteraard geen meetkundig begrip. De nabijheid of afstand die iemand voelt ten opzicht van iemand of iets anders kan uiteraard te maken hebben met fysieke nabijheid of afstand, maar dat hoeft natuurlijk niet. Het gaat bijvoorbeeld ook om in het leven geboren worden en er je weg vinden. Het gaat om dingen eigen maken, integreren in je levenssfeer, juist op afstand houden of excommuniceren.

          Het kan ook te maken hebben met hoe we ons wel, niet meer of nooit thuis hebben gevoeld op de plek waar we zijn geboren, opgegroeid of leven. Bakker geeft een leuk voorbeeld van het Nederlandse platteland. Het is niet uitsluitend een natuurlijk gegroeide ruimte waar mensen hun eigen thuis koesteren. Integendeel. Het platteland is ook een van boven tot onder geplande vorm die steeds wordt aangepast om te voldoen aan de eisen van concurrentie op de wereldmarkt voor voedingsmiddelen.

          Met de pasgeboren baby die langzaam maar zeker opgroeit en nieuwe ervaringen opdoet maken we kennis met een ander, verrassend voorbeeld van nabijheid. De baby gaat, naarmate die ouder wordt, steeds meer ontdekken wat in de wereld om hem heen nabij is, bijvoorbeeld een moeder en een vader, wat gebeurt door eten, aanraking, horen en kijken.

          En als de opvoeding minder geslaagd blijkt, dan zijn de opgedane ervaringen eerder pijnlijk en zwaar en prettige ervaringen van nabijheid moeilijk te hanteren.

          Het thema nabijheid werd door de auteur op nog enkele andere manieren uitgewerkt, bijvoorbeeld rond het thema identiteit, zeg maar: nabij jezelf zijn, wat dan meteen ook te maken heeft met waar je vandaan komt, je familie. Bij familie staat Bakker in verschillende essays stil. Een leuke invalshoek is in dit verband de nabijheid of – misschien vaker – juist de behoefte aan afstand tussen tweelingen.

          Ook staat de auteur stil bij de vraag naar autonomie. Bakker stelt vast dat nabijheid niet enkel iets is wat mensen zelf actief scheppen, maar ook iets wat hen overkomt.

          De nabijheid van de mens tot dieren en die van dieren tot elkaar en tot ons mensen tot slot is weer een andere uitwerking van het nabijheidsparadigma. Bakker spreekt in dat verband over de menselijke kwaliteit van ‘soortoverschrijdende empathie’.